Hoe bewaar je een waardevol kunstwerk?
- melaniemetz8
- 10 feb 2022
- 7 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 12 feb 2022
Een kijkje achter de schermen van het glanzende Depot Boijmans van Beuningen in Rotterdam, waar 151.000 kunstwerken zijn opgeslagen.

In het Depot Boijmans Van Beuningen liggen ruim 151.000 werken opgeslagen, van prijzige schilderijen tot tere prenten. Hoe zorg je dat dit alles knap blijft? En hoe lang kun je kunst eigenlijk bewaren?
Een verkeerde temperatuur of luchtvochtigheid kan een kostbaar kunstwerk grondig verpesten.
Een schilderij of sculptuur dat niet tentoongesteld wordt, moet je ergens bewaren. Maar een peperdure Rothko of een oude meester zet je niet zomaar in een tochtige kelder. Vandaar dat het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen in 2017 begon met de bouw van een glanzend nieuw depot (‘de pot’, zoals veel Rotterdammers het noemen). Er kunnen zo’n meer dan 151.000 kunstwerken uit de collectie veilig in opgeborgen worden. Die worden opgeslagen in veertien ruimtes onder optimale omstandigheden, want een verkeerde temperatuur of luchtvochtigheid kan een kostbaar kunstwerk grondig verpesten. Vanaf begin november 2021 is het depot open voor bezoekers. Waar moet je allemaal rekening mee houden als je kunst wilt bewaren? Bedreigen het publiek de werken niet? Hoe lang is een kunstwerk eigenlijk houdbaar?
Niet in de spotlights
‘Even kijken… Ja, dit is de Rothko’, zegt Christel van Hees, hoofd Conservering en Restauratie bij het nieuwe depot. Ze trekt een groot doek met felle kleuren uit een reusachtige archiefkast, een beetje als een poster in een luxe woonwinkel. Dit is niet zomaar poster, maar het abstracte werk is Grey, Orange on Maroon no. 8 van Mark Rothko, de schilder van wie in 2012 het duurste schilderij ooit werd geveild, voor wel 86,8 miljoen dollar. En het werk van deze man hangt hier zomaar in een stellingkast? ‘Ja, dat is het idee van het depot. Normaal zijn werken in het museum uitgelicht, met spots erop’, antwoordt Van Hees nuchter. ‘Hier in het depot is het gewoon tussen de anderen.’
Dat geldt ook voor de honderden andere schilderijen die in deze ruimte zijn opgeslagen, van portretten van oude meesters tot moderne abstracte kunst. De kunstwerken zijn grofweg verdeeld in oud en nieuw, maar hangen niet op stroming of tijdperk. Wel op materiaal en grootte. En de schilderijenopslag mag dan op het eerste gezicht iets weg hebben van een posterwinkel, de klimaatbeheersing is secuur afgestemd op de werken die hier zijn ondergebracht. ‘Deze olieverfschilderijen kunnen het best bewaard worden in een algemeen museaal klimaat, weten we uit onderzoek’, vertelt Van Hees. Dat is om precies te zijn: tussen de zestien en 22 graden, bij een luchtvochtigheid tussen de 47,5 en 52,5 procent. Teveel of te weinig vocht in de lucht kan de verflaag doen barsten, of het paneel waarop is geschilderd laten scheuren.
Zweterige bezoekers
Nu komen er normaal gesproken alleen conservatoren in een museumdepot. Maar: in het Boijmans depot wandelen ook bezoekers rond. Die kunnen met hun lichaamswarmte het perfecte klimaat in de opslagruimte gevaarlijk doen schommelen. Hoe houd je de temperatuur en luchtvochtigheid in de ruimte stabiel? ‘De warmte, kou en droogte wordt gemeten met sensoren,’ vertelt Wout Braber, hoofd technische dienst van het Boijmans-depot, terwijl hij wijst naar de kleine apparaatjes die overal aan de muren hangen. De gegevens worden automatisch doorgegeven aan de klimaatcentrales onderin het gebouw, die boel bijstelt als er uitschieters de ene of de andere kant op zijn. Een verwarming of airco-systeem werkt normaal met waterleidingen. Maar die kunnen springen, en waterschade is funest voor de kunst. Daarom wordt hier gebruik gemaakt van lucht: warme, als het afkoelt, en koude lucht om te koelen. ‘Wordt het te vochtig in een ruimte, dan wordt dat bijgesteld met lucht, een soort föhn,’ legt Braber uit. En hoe regel je luchtvochtigheid als er geen water bij de kunst mag komen? ‘In de technische ruimtes onder in het gebouw is wel water. Dat wordt gefilterd en met zouten behandeld om de kalk eruit te halen, zodat het systeem niet verstopt raakt’, gaat Braber verder. ‘Dat ontkalkte water wordt onder hoge druk, honderd Bar, verneveld in de luchtstroom van de ruimte waar dat nodig is.’ De fijne damp brengt de luchtvochtigheid weer perfect op peil.
Keessie in de kist
‘Dat is Keessie’, zegt technicus Braber. Hij wijst op een open kist een huilend jochie, het hyperrealistische werk Seated child van Duane Hanson. ‘Daar ben ik me toch eens rot van geschrokken’, vertelt hij grinnikend, terwijl hij langs de metershoge stellingkast loopt. Daarin liggen oude keramieken tegels. Verderop staat een kast vol designmeubelen. Deze werken in deze ruimte liggen, net als de schilderijen, niet op kunststroming, maar op materiaal. Of beter gezegd: op materialen, want Keessie en de meubelen bestaan uit een mix van kunststof, metaal, textiel en hout. En keramiek blijft ook het beste bewaard bij dezelfde als de gemengde materialen temperatuur, vandaar dat dat hier ook ligt.
Hoe weet je in welk opslagruimte een werk moet? ‘Een object komt doorgaans in een ruimte met een klimaat dat geschikt is voor het meest kwetsbare materiaal dat in het kunstwerk zit’, zegt conservator Van Hees. ‘De restoratoren geven ons daar advies over.’ Als een object van erg veel verschillende materialen is gemaakt, zoals Keessie dus, komt het in het eerdergenoemde ‘algemene klimaat’ waarin ook de schilderijen hangen, met een luchtvochtigheid van rond de vijftig procent dus. ‘Die omstandigheden zijn voor de meeste materialen optimaal, zo is gebleken uit onderzoek’, legt Van Hees uit. Een werk dat helemaal (of grotendeels) uit metaal bestaat, wordt in een speciale opslagruimte ondergebracht. De lucht in de opslag voor metaal moet droger zijn dan die in de ruimtes waar de schilderijen en gemixte materialen hangen. Metaal wordt opgeslagen bij een lagere luchtvochtigheid van tussen de 38 en 42 procent. Vochtiger lucht kan een ijzeren kunstwerk in een roestig stuk schroot veranderen.
Gevoelige plaatjes
Sommige werken in het depot kunnen niet zomaar worden getoond aan de bezoekers. De collectie kleurenfoto’s ligt bijvoorbeeld achter gesloten deuren, want die moet erg koud worden bewaard, zo legt technicus Braber uit, ‘De foto’s bewaren we bij zo’n acht graden. Daar kunnen mensen niet zomaar in rondlopen, veel te koud!’ En dus liggen de foto’s in een soort koelkast, achter gesloten deuren. Ook de papieren prenten, in de volgende ruimte, zijn te gevoelig om open en bloot te liggen. Door teveel licht kunnen ze vervagen. De prenten liggen daarom in donkere smalle genummerde dozen opgeborgen, in metershoge hoge stellingen. Bezoekers kunnen op aanvraag zo’n teer werk op papier bekijken, in de studiezaal naast de depotruimte. Daarna worden ze weer veilig opgeborgen in de donkere dozen.
Is dat niet zonde, dat het publiek sommige werken niet te zien krijgt? ‘Dat is een lastige afweging’, zegt Van Hees, ‘De vraag is altijd: is het goed voor het werk om het te tonen? Wij kiezen dan voor de kunst.’ Bovendien zijn honderden objecten in het depot wel gewoon te bekijken. ‘En een installatie zoals de Dubbele stalen kooiconstructie van Bruce Nauman bijvoorbeeld (twee enorme ijzeren kooien in elkaar, uit 1974, red.), bestaat uit zoveel onderdelen dat het ook in kisten wordt bewaard’, zegt Van Hees. ‘Het zou onlogisch zijn om dat uit te gaan stallen.’
Stampende traplopers
Behalve vocht, droogte of temperatuurschommelingen zijn er meer bedreigingen voor de objecten in het depot. Het licht in de opslagruimtes werkt met bewegingsmelders, zodat het zo kort mogelijk aan is. Alleen als er iemand binnen is, dan gaat het aan. En binnenin de depotruimtes zijn de kunstwerken veilig opgeborgen. Maar daarbuiten, in de gangen en het trappenhuis, denderen straks de bezoekers rond. Architect Arjen Ketting, die het gebouw mede ontwierp, weet er alles van: ‘De lampen gaan alleen aan met een bewegingsmelder. Dat is beter voor de kunst, want licht is schadelijk.’ Ook voor het milieu en de energierekening, want het metershoge depotgebouw zou anders stroom vreten. ‘En de constructie van de trap is zo gemaakt dat hij de kunstwerken niet beschadigt’, gaat Ketting verder. Hoezo beschadigt de trap de kunst in de opslagruimtes? ‘Als mensen over de trap stappen, zou dat trillingen in de depots kunnen veroorzaken.’ Vandaar dat de treden flexibel zijn bevestigd, zodat de trillingen niet doorgegeven worden. Ook zitten er schuine balken in de trap, om het gestamp van traplopers op te vangen.
Brand en water
Hoe zit het met meer voor de hand liggende gevaren, zoals brand en wateroverlast? Ketting: ‘Elke opslag is een brandwerend compartiment. Als ergens vuur is in een depotruimte, dan kan die niet overslaan. Ook zijn alle openingen in de ruimte, bijvoorbeeld rondom de luchtkanalen, dichtgesmeerd met brandwerende pasta.’ De ramen voor de opslagruimtes zijn van dubbel, brandwerend glas. ‘Mocht er brand in een zo’n ruimte ontstaan, dan zijn de werken daarbinnen dus wel verloren.’ Maar: de rest is in elk geval veilig.
Voor de eeuwigheid
Er is van alles aan gedaan om de kunst mooi te bewaren. Maar voor hoe lang? ‘Voor de eeuwigheid’, zegt Van Hees stellig. Raakt dan zelfs zo’n groot gebouw als dit depot dan niet erg snel vol? ‘Klopt’, zegt Van Hees, ‘Vandaar dat we selectiever zijn geworden in welke werken we aannemen voor het Boijmans. Vroeger werd daar anders over gedacht. Toen pakten we meer werken aan.’ En mag een werk gewoon verkocht worden, als het nooit wordt tentoongesteld, en ’t depot niet meer uitkomt? ‘Nee, daar wordt heel zorgvuldig mee omgesprongen’, legt Van Hees uit. ‘Voor het ‘afstoten’ van kunst bestaan strenge richtlijnen voor musea, de Landelijke Afstoting Museale Objecten.’ Een werk mag door een museum niet zomaar verkocht worden. Het mag wel doorgegeven worden, precies via de richtlijnen. ‘Zo hadden wij tapijten die wie wij nooit tentoonstelden’, vertelt Van Hees. ‘Die hebben we toen aan een stichting gegeven.’ Daar liggen ze te pronken op de vloeren van de historische huizen die de stichting beschermd. En wat als een object, ondanks alle perfecte klimaatsystemen en trilvrije trappen, kapotgaat? Dan wordt het niet zomaar weggegooid. Van Hees: ‘Als er grote schade is aan een hedendaags werk die niet makkelijk te restaureren valt, dan overleggen we met de kunstenaar. Is de boodschap van het werk nog duidelijk? Wil hij of zij dat het gerepareerd wordt, en zo ja hoe? Als de kunstenaar niet meer leeft, wordt soms met zijn familie overlegd of met de organisatie die zijn of haar belangen beheert.’ Is de essentie van het werk echt verruïneerd, dan worden de onderdelen vaak bewaard, omdat het materiaal nog voor onderzoek van belang kan zijn. ‘Ik kan me niet herinneren dat een werk ooit is weggegooid’, zegt Van Hees. Wat als het Depot vol raakt? Technicus Braber valt bij, droogjes: ‘Dan zetten we er gewoon een potje naast.’
Dit artikel verscheen eerder in Quest.



Opmerkingen